De Koninklijke Luchtmacht (KLu) is naast de Koninklijke Marine (KM), de Koninklijke Landmacht (KL) en de Koninklijke Marechaussee (KMar) het jongste Nederlandse krijgsmachtdeel. De Engelse naam die gehanteerd wordt is: Royal Netherlands Air Force, de afkorting hiervan is: RNLAF. Op 11 maart 1953 werd de luchtmacht als zelfstandig krijgsmachtdeel erkend en mocht het zich ‘koninklijk’ noemen.
Organisatie
Opbouw Commando Luchtstrijdkrachten
Commandant Luchtstrijdkrachten
Commandant Vliegbasis Leeuwarden
Commandant Vliegbasis Volkel
Commandant Vliegbasis Eindhoven
Commandant Defensie Helikopter Commando
Vliegbasis Gilze-Rijen
Vliegbasis Deelen
Commandant Air Operations Control Station Nieuw Milligen
Commandant Koninklijke Militaire School Luchtmacht / Vliegbasis Woensdrecht
Commandant Centrum voor Mens en Luchtvaart
Commandant Groep Luchtmacht Reserve
Geschiedenis
Nadat de Koninklijke Luchtmacht (KLu) in 1953 officieel autonoom krijgsmachtdeel werd volgde oprichting van het Commando Luchtverdediging (CLV), bestaande uit een commandovoering eenheid, 5 radarstations en 6 vliegende squadrons. Radaruitrusting en jagers waren allen afkomstig uit overtollige RAF voorraden. De Supermarine Spitfire Mk9 werd tot 1954 door 322 Squadron gebruikt, maar na activering van meer nieuwe squadrons werd dit toestel vervangen door de Gloster Meteor F Mk.4. Deze werd van 1948-1957 door 322, 323, 324, 325, 326, 327 en 328 Squadron gebruikt samen met de Gloster Meteor F Mk.8 van 1951-1958.
Na Nederlandse deelname aan de NAVO werd ook het Commando Tactische Luchtstrijdkrachten (CTL) opgericht. Dit bestond uit 7 aanvalssquadrons. 306, 311, 312, 313, 314, 315 en 316 Squadron, allen uitgerust met de Republic F-84 Thunderjet. De toestellen werden van 1952-1956 door de USAF i.h.k.v. het Mutual Defense Aid Program geleverd.
Van 1955-1964 opereerden de CLV squadrons met de Hawker Hunter F Mk.4 en van 1957-1968 opereerden 322, 324, 325 en 326 Squadron ook met de Hawker Hunter F Mk.6.
Later werd het CLV versterkt met 700, 701 en 702 Squadron die van 1955-1964 met de F-86K Sabre 'allweather' jager opereerden. De toestellen kregen van de vliegers de bijnaam "Kaasjager".[bron?]
Van 1955-1970 gingen 311, 312, 313, 314, 315 en 316 Squadron over op de nieuwe Republic F-84F Thunderstreak en 306 Squadron op de fotoverkenner versie RF-84F Thunderflash.
Vanaf het begin van de jaren 1960 nam de luchtmacht ook deel aan de NAVO-luchtverdediging die in gordels van Noorwegen tot in Turkije werden ingericht. Dit gebeurde met de Nike Ajax, later vervangen door de Nike Hercules, tegen middelhoog- en hoogvliegende doelen en de HAWK-luchtdoelraketten tegen laagvliegende doelen. Voor nabij verdediging waren de M-55 Vierling-mitrailleurs, later de Bofors 40L70-kanonnen en vanaf de jaren 1980 ook de van de schouder af te vuren FIM-92 Stinger beschikbaar.
Er werden twee statische groepen met Western Electric Nike Hercules-raketten, een Groep Techniek en Materieel en drie mobiele groepen met Raytheon HAWK-raketten uitgerust. Elke groep bestond uit vier squadrons en alle eenheden waren in West-Duitsland gelegerd.
Het uitrusten van 20 operationele en 4 logistieke squadrons kostte zoveel mankracht, dat men in het kader van de Defensienota 1974 een bezuinigingsreorganisatie uitvoerde. De Groep Techniek en Materieel werd opgeheven. Beide Nike-groepen (1 en 2 GGW) werden samengevoegd tot één groep (12 GGW) met 4 squadrons. Een deel van de raketten werd herverdeeld en een deel ging terug naar de Verenigde Staten. Eén HAWK-groep (4 GGW) werd opgeheven en het materieel werd verdeeld over 7 militaire vliegvelden ten behoeve van objectverdediging, later aangevuld met het Shorad/Flycatcher-systeem.[27]-systeem[28]
In de jaren 1980 was Nederland het eerste land, na de VS, dat de dure Patriot-luchtdoelraket aanschafte. De haast was ingegeven omdat men zo de nucleaire taak van de Nike Hercules kon afstoten.[bron?] Met de komst van de Patriot werd de organisatie andermaal aangepast tot 2 groepen (3 en 5 GGW) elk met 2 Patriot- en HAWK-squadrons.
De Groep Lichte Vliegtuigen (GPLV) werd opgericht op 1 maart 1950 onder het Commando Lucht Verdediging (CLV). Het fungeerde als ondersteuning van de Koninklijke Landmacht en werd hiermee gezamenlijk geëxploiteerd. De GPLV opereerde eerst met vliegtuigen Taylorcraft Auster, Piper PA-18 Super Cub, de Havilland Canada DHC-2 Beaver en helikopters Hiller H-23 en Alouette II. Later vloog de groep uitsluitend met Alouette III van Aérospatiale en Messerschmitt Bölkow-Blohm BO-105-helikopters. GPLV verzorgde de luchtwaarnemingen voor artillerie-eenheden van de landmacht. De bemanning bestond uit een vlieger van de luchtmacht en een waarnemer van de landmacht.
De naam GPLV werd in 1993 vervangen door Groep Helikopters Koninklijke Luchtmacht (GPHKLu). Dit omdat de lichte vliegtuigen Auster en Beaver al lang waren uit gefaseerd en de naam beter aansloot bij de uitrusting van de eenheid. Ook werd de eenheid een volledig luchtmachtonderdeel in plaats van een gedeelde eenheid.
Vanwege de aanschaf van nieuwe helikopters in combinatie met de totaal gewijzigde taak werd de naam in 1995 opnieuw gewijzigd, nu in Tactische Helicopter Groep (THG).
In juli 2008 werden de voormalige Tactische Helicopter Groep (THG) en voormalige Marine Luchtvaartdienst (MLD) geïntegreerd in het nieuwe Defensie Helikopter Commando (DHC) dat in de luchtmacht organisatie werd ondergebracht.
Het Defensie Helikopter Commando (DHC) werd gevestigd op de Vliegbasis Gilze-Rijen. In een in 2001 gestarte studie van het Nederlandse ministerie van Defensie die verliep onder de naam ‘integrale militaire helikoptercapaciteit’ werd gekeken naar een mogelijk samengaan van de militaire helikopterluchtvaart, de luchtmobiele en maritieme transportbehoeften en de eventuele oprichting van een defensie breed helikoptercommando.
Door de vele bezuinigingsmaatregelen gekoppeld aan een steeds groter wordende vraag naar helikopters en de resultaten van de studie, werd medio 2005 besloten tot oprichting van één helikopterorganisatie voor de hele krijgsmacht onder een verdere personeelsreductie. Dit moest leiden tot grotere doeltreffendheid bij de inzet van de defensiehelikopters.
Op 4 juli 2008 werd tijdens een ceremonie het Defensie Helikopter Commando (DHC) officieel opgericht. DHC is ontstaan uit de eenheden van Vliegbasis Gilze-Rijen, de resterende MLD eenheden van Maritiem Vliegkamp De Kooy, Vliegbasis Deelen, de opgeheven Vliegbasis Soesterberg en het eveneens opgeheven 303 Squadron op Vliegbasis Leeuwarden. Het DHC werd organiek ondergebracht in het Commando Luchtstrijdkrachten CLSK.